Vorige week heb ik bij twee verschillende groepen leerlingen uitgeprobeerd of de nieuwe manier om karakters te oefenen aanslaat. Ik had twee oefeningen gemaakt: één waarbij de leerlingen een dialoog in karakters moesten aanvullen en één waarbij wiskunde oefeningen opgelost moesten worden met karakters. Achteraf ben ik redelijk tevreden over de resultaten. De leerlingen reageerden positief toen ik de oefeningen uitlegde. Het was weer eens wat anders en dat werd goed ontvangen. We begonnen met het stencil Wiskunde in het Chinees. Eerst moesten de leerlingen wiskundige reeksen afmaken en daarna moesten ze een aantal sommen maken. De wiskunde oefening verliep heel goed. Ik had uitgelegd wat de leerlingen moesten doen en ik had gezegd dat als ze er niet uit kwamen, dat ze dan eerst hun buurman of buurvrouw moesten vragen. Op die manier kreeg ik minder leerlingen waar ik langs moest lopen. Bij de sommen moest ik nog een tweede keer uitleggen, want die werd niet meteen begrepen. Pas toen ik vertelde dat je het best eerst de sommen naar het Nederlands kunt vertalen, konden alle leerlingen ook die sommen invullen. Tijdens deze oefening heb ik geen leerling horen klagen dat ze zo veel karakters moesten schrijven.
De andere oefening, het aanvullen van de dialoog, ging veel moeizamer bij deze groep brugklassers. Ik had gedacht dat ze zelf veel meer aan het puzzelen zouden gaan en op die manier alles konden invullen. Ze mochten ook hier de hulp van hun buurman of buurvrouw vragen, dus ik had gedacht dat ze er dan wel uit zouden komen. Helaas was dat niet het geval. De meesten liepen al vast bij de tweede regel. Dat vond ik heel jammer. De volgende keer kan ik de oefening makkelijker maken door makkelijkere zinnen te gebruiken of meer karakters in te vullen. Ook kan ik de oefening versimpelen door het pinyin ernaast te zetten, maar dan wordt het weer meer een vertaaloefening van pinyin naar karakters. Misschien is het nog het beste om er in de les wat meer tijd voor te nemen en van tevoren klassikaal te bespreken wat overal gezegd wordt. Pas als de hele dialoog besproken is, mogen de leerlingen alles gaan invullen.
Bij de groep volwassenen was de oefening met de dialoog duidelijk makkelijker (zij zijn ook al een stuk verder). Zij hadden geen problemen met de vraag wat waar geschreven moest worden, maar vooral met de karakters zelf. Vaak moesten ze alles karakter voor karakter opzoeken. Aan de éne kant bewijst dat dat dit een goede oefening voor hen was: het is nodig dat ze die karakters oefenen. Aan de andere kant was het ook jammer, omdat ze na het opzoeken van het juiste karakter niet meer de streepjesvolgorde opzochten. Daardoor werden sommige karakters verkeerd geschreven.
Uiteindelijk denk ik dat het een goed idee was van mezelf om de karakters niet domweg te laten oefenen, maar ze in oefeningen te verwerken. De leerlingen reageerden positief en ze hebben goed kunnen oefenen. Wel moet ik nog sleutelen aan de uitwerking van de opdrachten. Ik moet het niveau van de leerlingen beter inschatten en misschien moet ik de eerste keer dat ik zo'n dialoog geef alles met de leerlingen samen doorlopen. Dan kan ik ze wellicht een tweede keer zelf meteen aan de slag laten gaan.